Was heißt »Ge­biet« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Sogar jetzt, viele Jahre nach dem Kalten Krieg, ist immer noch viel Verbitterung zwischen Russen und Deutschen, besonders in Gebieten, die einst von der Sowjetunion besetzt waren.

Zelfs nu, jaren na de Koude Oorlog, is er nog steeds veel wrevel tussen Russen en Duitsers, vooral in gebieden die vroeger door de Sovjet-Unie werden bezet.

Jagen ist in diesem Gebiet verboten.

Jagen is in dit gebied verboden.

Er war ein Pionier auf diesem Gebiet.

Hij was een pionier op dat gebied.

Er hat viel Erfahrung auf diesem Gebiet.

Hij heeft veel ervaring op dat terrein.

Der Mann verdurstete in einem trockenen Gebiet.

De man kwam om van de dorst in een droge streek.

Ich bin kein Experte auf diesem Gebiet.

Ik ben geen specialist op dit gebied.

Dieses Gebiet ist äußerst abgelegen.

Dit gebied is zeer afgelegen.

Ich wohne in einem ländlichen Gebiet.

Ik woon in een landelijk gebied.

Zusammenarbeit auf dem Gebiet der Verteidigung war eines der Themen, die während eines Gipfeltreffens der Mitglieder der Visegrád-Gruppe besprochen wurden.

Samenwerking op het vlak van defensie bevond zich onder de thema's die werden besproken tijdens een topconferentie van de leden van de Visegrádgroep.

Cornwall ist das südwestlichste Gebiet des britischen Festlands.

Cornwall is de meeste zuidwestelijke streek van het Britse vasteland.

Die Rossbreiten sind subtropische Gebiete, die für Windstille und wenig Niederschlag bekannt sind.

De paardenbreedten zijn subtropische gebieden die bekend staan om kalme winden en weinig neerslag.

Synonyme

Be­reich:

ring

vakgebied

Be­zirk:

district

rayon

wijk

Do­mä­ne:

domein

Fach­be­reich:

afdeling

Fach­ge­biet:

vakgebied

Kreis:

cirkel

kring

wijk

Land:

land

Land­schaft:

landschap

Um­ge­bung:

buitenwacht

omgeving

Zo­ne:

zone

Niederländische Beispielsätze

• Het is heerlijk om te worden geprezen door een deskundige op het gebied.

• Iedere keer dat hij ontsnapte, keerde hij terug naar dit gebied.

• Tom kent dit gebied als zijn broekzak.

• Ik ben in een bergachtig gebied opgegroeid.

• Ik ken het gebied.

• Dit gebied zit vol met wilde dieren.

Untergeordnete Begriffe

Fach­ge­biet:

vakgebied

Feucht­ge­biet:

drasland

Ho­heits­ge­biet:

grondgebied

In­dus­t­rie­ge­biet:

industriegebied

industrieterrein

industriezone

Land­schafts­schutz­ge­biet:

beschermd landschap

Na­tur­schutz­ge­biet:

natuurgebied

Tief­druck­ge­biet:

lagedrukgebied

Über­see­ge­biet:

overzees gebied