Was heißt »Dollar« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Dollar« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- dollar
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Nick schuldet mir zehn Dollar.
Nick is mij tien dollar verschuldigd.
Ich habe es für zehn Dollar verkauft.
Ik heb het voor tien dollar verkocht.
7 Dollar, bitte.
7 dollar, alstublieft.
Ich habe zweihundert Dollar Steuern bezahlt.
Ik heb $200 aan belastingen betaald.
Das hat weniger als fünfzehn Dollar gekostet.
Dit kostte minder dan vijftien dollar.
Wir schätzten den Schaden auf eintausend Dollar.
We hebben de schade op duizend dollar geschat.
Wir schätzen den Schaden auf tausend Dollar.
We schatten de schade op duizend dollar.
Dieses Buch kostet 4 Dollar.
Dit boek kost 4 dollar
Ich wette 5 Dollar, dass er nicht kommen wird.
Ik wed om vijf dollar dat hij niet komt.
Was würden Sie tun, wenn Sie, sagen wir, zehntausend Dollar hätten?
Wat zou je doen als je, laten we zeggen, tienduizend dollar had?
Ich schulde dir zehn Dollar.
Ik ben je tien dollar schuldig.
Ich habe um die 50 Dollar bezahlt.
Ik heb ongeveer vijftig dollar betaald.
Der Yen steigt und der Dollar fällt.
De yen stijgt en de dollar daalt.
Sie müssen Dollar in Landeswährung tauschen.
U moet dollars in de lokale munt omwisselen.
Es wird ungefähr fünfzehn Dollar kosten.
Het zal ongeveer vijftien dollar kosten.
Ich habe wenig mehr als 5 Dollar.
Ik heb iets meer dan vijf dollar.
Sie verdient dreißig Dollar am Tag.
Ze verdient 30 dollar per dag.
Ich habe das Buch für zehn Dollar gekauft.
Ik heb het boek gekocht voor tien dollar.
Das Hemd kostet zehn Dollar.
Dit hemd kost tien dollar.
Ich habe das für zehn Dollar gekauft.
Ik heb het gekocht voor tien dollar.
Ich habe zehn Dollar für das Buch bezahlt.
Ik heb tien dollar betaald voor dit boek.
Kannst du mir einen Dollar leihen?
Kun je me 1 dollar lenen?
Laut der Washington Post gab die Regierung der USA zwischen 2000 und 2006 1,3 Milliarden Dollar an landwirtschaftlichen Subventionen für Menschen, die keine Landwirtschaft betreiben, aus.
Volgens de Washington Post gaf de Amerikaanse regering tussen 2000 en 2006 1,3 miljard dollar landbouwsubsidies aan mensen die niet aan landbouw doen.
Er hatte fünfzig Dollar.
Hij had vijftig dollar.
Ich habe das für zwölf Dollar gekauft.
Ik heb het gekocht voor twaalf dollar.
Er verdient mindestens 1000 Dollar pro Woche.
Hij verdient minstens 1.000 dollar per week.
Ich habe nur drei Dollar ausgegeben.
Ik heb maar drie dollar uitgegeven.
Henry hat nicht mehr als sechs Dollar.
Henry heeft niet meer dan zes dollar.
Diese CD kostet zehn Dollar.
Deze cd kost tien dollar.
Wo ist der fehlende Dollar?
Waar is de ontbrekende dollar?
Tom hat sich für 500 Dollar eine Kamera gekauft.
Tom kocht een fototoestel voor 500 dollar.
Er hatte nur hundert Dollar.
Hij had maar honderd dollar.
Du darfst maximal 100 Dollar ausgeben.
Je mag een maximum van 100 dollar besteden.
Ihm wurden zehntausend Dollar gezahlt.
Hij werd 10.000 dollar betaald.
Das Ganze kostete zehn Dollar.
Alles bij elkaar kostte het tien dollar.
Het totaal kwam op tien dollar.
Ich gebe dir fünf Dollar.
Ik geef je vijf dollar.
Ich zahlte ihm fünf Dollar.
Ik betaalde hem vijf dollar.
Tausend Dollar sind eine große Summe.
Duizend dollar is een hele som.
Wir haben nur zwei Dollar.
We hebben maar twee dollar.
Das Buch kostet fünf Dollar.
Het boek kost vijf dollar.
Ich wünschte, ich hätte eine Million Dollar!
Ik wou dat ik een miljoen dollar had!
Die Firma verfügt über ein Kapital von einer Million Dollar.
Het bedrijf beschikt over een kapitaal van een miljoen dollar.
Die Flutschäden belaufen sich auf zehn Millionen Dollar.
De schade veroorzaakt door de overstroming bedraagt tien miljoen dollar.
Das macht dann sieben Dollar.
Dat is dan zeven dollar, alstublieft.
Er legt jede Woche zehn Dollar zur Seite.
Hij legt elke week tien dollar opzij.
Ein Euro ist einen Dollar und fünfzig Cent wert.
Eén euro is één dollar en vijftig cent waard.
Die Kosten werden in die Tausende Dollar gehen.
De kosten zullen oplopen tot duizenden dollar.
Ich würde gerne 10 Dollar in Münzen einwechseln.
Ik zou graag tien dollar in munten wisselen.
40 Dollar für sieben Tage.
Veertig dollar voor zeven dagen.
Er teilte eine Million Dollar unter seinen fünf Söhnen auf.
Hij verdeelde een miljoen dollar onder zijn vijf zonen.
Es hat mich 10 Dollar gekostet.
Het kostte me tien dollar.
Ich bezahlte noch fünf Dollar zusätzlich.
Ik betaalde nog vijf dollar extra.
Tom verdient 30 Dollar pro Stunde.
Tom verdient dertig dollar per uur.
Ich will 300 Dollar dafür haben.
Ik wil daar driehonderd dollar voor hebben.
Die Rechnung belief sich auf 100 Dollar.
De rekening bedroeg 100 dollar.
Jeder Dollar hilft.
Elke dollar helpt.
Tom versprach, drei Millionen Dollar zu spenden.
Tom beloofde om drie miljoen dollar te doneren.
Tom schuldet mir schon 300 Dollar.
Tom is me al 300 dollar schuldig.
Niederländische Beispielsätze
Ik heb een dollar op straat gevonden.
Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.
Ze verdiende dertigduizend dollar.
In biljetten van tien dollar, alstublieft!