Was heißt »Bube« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Bube« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Synonyme

Bauer:: agrariër; boer; landbouwer; pion
Bub:: jonge
Halunke:: boef; ellendeling; ploert; schavuit; schurk; smiecht; sodemieter; spitsboef
Kanaille:: malloot

De jongen zat op een stoel.
De jongen liep weg.
Soms kan hij een vreemde jongen zijn.
Dit is de jongen.
Ik ben een verlegen jongen.
Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?
Volgens wat zij zeggen kan die jongen heel goed zingen.
Iedereen looft de jongen.
Ik roep de jongen, en hij komt.
"Ik ben Japanner", antwoordde de jongen.
De jongen veranderde niet van gedacht.
Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen.
De jongen zweeg.
In haar twintig eerste levensjaren werd ze dikwijls voor een jongen gehouden.
De moedige brandweerman redde een jongen uit het brandende huis.
Hij is geen jongen meer.
De jongen reed voor het eerst op een paard.
Anders dan vogels, die hun jongen voeden en beschermen, verlaten vissen hun kroost.
De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.
De politieman nam de jongen het mes af.