Was heißt »Arsch« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Du hattest mir gesagt, du hättest einen schönen Arsch. War das dann irreführende Werbung?

Jij zei me, dat je een mooi achterwerk hebt. Is dat dan misleidende reclame?

So ein Arsch!

Wat een klootzak!

Synonyme

Arsch­loch:

kontgat

reet

Ge­säß:

billen

zitvlak

Hin­tern:

achtereinde

achterste

Hund:

hond

Hu­ren­sohn:

klojo

Kis­te:

kist

Po­po:

bips

Rück­sei­te:

achterkant

rugzijde

Schin­ken:

ham

Schwein:

zwijn

Steiß:

billen

Voll­mond:

vollemaan

Niederländische Beispielsätze

• Er is een gigantisch zwart gat in het midden van ons sterrenstelsel.

• Kijk uit! Daar is een groot gat.

• Er zit een gat in jouw sok.

• Er zit een gat in je sok.

• Beweeg je kont!

• Er zit een gat in mijn jas.

• Er zit een gat in de emmer.

• Mijn opa heeft het gat in de zijkant van de schuur dichtgetimmerd.

• Er zit een gat in de geldbeugel.

Übergeordnete Begriffe

Kör­per­teil:

lichaamsdeel

Schimpf­wort:

scheldwoord