Was heißt »weg­zie­hen« auf Niederländisch?

Synonyme

ver­las­sen:

verlaten

weggaan

weg­ge­hen:

weggaan

zie­hen:

trekken

Niederländische Beispielsätze

• We zijn klaar om te vertrekken.

• Wij moeten onmiddellijk vertrekken.

• Tom kan morgen vertrekken.

• De trein zal binnenkort vertrekken.

• Hij staat op het punt naar Londen te vertrekken.

• We zijn het erover eens dat we vroeg moeten vertrekken.

• We moeten vertrekken.

• Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.

• Niemand mag vertrekken zonder toestemming.

• Het is al laat, laat ons vertrekken!

• Je mag vertrekken.

• We moesten rennen om onze overstap te halen. Om twee voor half drie kwamen we aan op spoor één, en om één over half zou onze trein vertrekken van spoor achttien.

• We vertrekken nu.

• Wanneer ben je klaar om te vertrekken?

• Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?

• We moeten vroeg vertrekken.

• Ik zie Tom vaak vroeg vertrekken.

• Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken!

• Wanneer wilt u vertrekken?

• Vooruit, laten we vertrekken!

Übergeordnete Begriffe

um­zie­hen:

verhuizen