Was heißt »ge­mein­sam« auf Niederländisch?

Das Adjektiv »ge­mein­sam« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • gemeenschappelijk
  • gezamenlijk

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich hörte die Kinder gemeinsam singen.

Ik hoorde de kinderen samen zingen.

Lachen Sie gemeinsam mit ihnen.

Lach met hen.

Wir werden es gemeinsam tun.

We zullen het samen doen.

Wir entscheiden gemeinsam.

We beslissen samen.

Japanisch hat etwas mit Koreanisch gemeinsam.

Japanees en Koreaans hebben iets gemeenschappelijks.

Sie haben etwas gemeinsam.

Ze hebben iets gemeen.

Wann hast du das letzte Mal Weihnachten gemeinsam mit deiner ganzen Familie gefeiert?

Wanneer heb je voor het laatst Kerstmis gevierd met je hele familie?

Wann haben Sie das letzte Mal Weihnachten gemeinsam mit Ihrer ganzen Familie gefeiert?

Wanneer hebt u voor het laatst Kerstmis gevierd met uw hele familie?

Tom sagt, dass er und Mary den Weihnachtstag gemeinsam verbringen werden.

Tom zegt dat hij en Maria samen kerstdag zullen doorbrengen.

Wir entscheiden alles gemeinsam.

We besluiten alles samen.

Synonyme

ge­gen­sei­tig:
over en weer
wederzijds
kom­pakt:
compact
zu­sam­men:
met elkaar
onderling
samen

Antonyme

in Son­der­heit:
afzonderlijk
ver­schie­den:
ongelijk
verschillend

Niederländische Beispielsätze

Op het eerste gezicht hebben ze meerdere trekken gemeenschappelijk.

Gemeinsam übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: gemeinsam. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: gemeinsam. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 673452, 1624485, 1683895, 3807086, 4559808, 5168536, 5683066, 5683068, 6562251, 7480926 & 3851661. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR