Was heißt »fei­ern« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Christen feiern heute den ersten Advent.

Christenen vieren vandaag de eerste advent.

Sie feierte gestern ihren fünfzehnten Geburtstag.

Ze vierde haar vijftiende verjaardag gisteren.

Ze vierde gisteren haar vijftiende verjaardag.

Dort wird gefeiert.

Daar is het feestje.

Wenn die Eltern des Fünfzehnjährigen nicht zu Hause sind, hat er sturmfreie Bude und feiert Partys mit seinen Freunden.

Wanneer de ouders van de vijftienjarige niet thuis zijn, dan heeft hij het kot vrij en organiseert hij party's met zijn vrienden.

Ihr Geburtstag wurde groß gefeiert.

Haar verjaardag werd groots gevierd.

Wir haben bis in die Puppen gefeiert.

We feestten tot in de kleine uurtjes.

Am vierzehnten Februar feiern die Amerikaner den Valentinstag.

Op 14 februari vieren Amerikanen Valentijnsdag.

Maria feiert gerne.

Maria houdt van feesten.

Maria viert graag.

Man sagt, dass Japaner Weihnachten anders feiern als Amerikaner.

Er wordt gezegd dat de Japanners Kerstmis niet vieren zoals de Amerikanen dat doen.

Wir feiern den 28. November als Tatoebatag, weil es der Tag ist, an dem Türkisch, Esperanto und Griechisch hinzugefügt wurden.

We vieren 28 november als Tatoebadag, omdat het de dag is waarop Turks, Esperanto en Grieks werden toegevoegd.

Haben Sie schon entschieden, wo Sie das Weihnachten feiern werden?

Hebt u al besloten waar u Kerstmis gaat doorbrengen?

Unsere Familie feiert Weihnachten nicht.

Onze familie viert geen Kerstmis.

Der Valentinstag wird im Februar gefeiert.

Valentijnsdag wordt gevierd in februari.

Falls es wider Erwarten regnet, dann feiern wir einfach im Haus.

Mocht het onverhoopt gaan regenen, dan gaan we gewoon binnen vieren.

Fehler machen wir alle. Der erste muss aber besonders gefeiert werden.

We maken allemaal fouten. De eerste moet echter speciaal worden gevierd.

Wann hast du das letzte Mal Weihnachten gemeinsam mit deiner ganzen Familie gefeiert?

Wanneer heb je voor het laatst Kerstmis gevierd met je hele familie?

Wann haben Sie das letzte Mal Weihnachten gemeinsam mit Ihrer ganzen Familie gefeiert?

Wanneer hebt u voor het laatst Kerstmis gevierd met uw hele familie?

Ich feiere.

Ik ben aan het vieren.

Ik ben aan het feestvieren.

Wie feierst du deinen Geburtstag?

Wat doe jij om je verjaardag te vieren?

Der Europatag wird am 9. Mai in allen Mitgliedstaaten gefeiert.

Europadag wordt in alle lidstaten op 9 mei gevierd.

Synonyme

ak­kla­mie­ren:

lof voor

lofprijzen

toejuichen

ge­neh­mi­gen:

goedvinden

inwilligen

toelaten

trin­ken:

drinken

ze­chen:

pimpelen

pooien

Niederländische Beispielsätze

• Wat overblijft moet je in vieren delen.

• Enkele jaren later werd in plaats van "De Internationale Taal van doctor Esperanto" gewoonlijk de korte naam "Esperanto" gebruikt. Op deze dag vieren we dus in de hele wereld de 125ste verjaardag van Esperanto.