Was heißt »elf« auf Niederländisch?

Die Numerale »elf« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Zehn, elf, zwölf, dreizehn, vierzehn, fünfzehn, sechzehn, siebzehn, achtzehn, neunzehn, zwanzig.: Tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.
Ich erwartete dich um elf Uhr.: Ik verwachtte je om 11 uur.
Ich gehe um halb elf schlafen.: Ik ga om half elf slapen.
Jetzt ist es halb elf.: Op dit moment is het half elf.
Es ist elf Uhr und er kommt nicht.: Het is elf uur en hij komt niet.
Um elf passt es mir gut.: Om 11u is OK voor mij.; Om elf past me goed.
Du hast elf Flaschen Bier intus!: Ge hebt elf flesjes bier binnen!
Ich gehe um elf Uhr ins Bett.: Ik ga om elf uur naar bed.
Es ist jetzt elf.: Het is nu elf uur.
Es ist schon elf Uhr.: Het is al 11 uur.
Ich kann um elf Uhr kommen.: Ik kan om 11 uur komen.
Es ist elf Uhr.: Het is elf uur.

Maria is een zeer mooie vrouw. Op een schaal van een tot tien behaalt ze een elf.
Je kunt als mens, elf of dwerg spelen.
Het is al elf uur.
Het is tien voor half elf.