Was heißt »drei­ßig« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das fängt nicht vor acht Uhr dreißig an.

Het begint niet voor half negen.

Het zal niet beginnen voor acht uur dertig.

Der Verein hat dreißig Mitglieder.

De vereniging heeft dertig leden.

Ich gehe alle dreißig Minuten zur Toilette.

Ik ga alle dertig minuten naar de wc.

Bitte warten Sie dreißig Minuten.

Gelieve alstublieft dertig minuten te wachten.

Der Klub hat dreißig Mitglieder.

De club heeft dertig leden.

Zählt bis dreißig.

Tel tot dertig.

Zehn, zwanzig, dreißig, vierzig, fünfzig, sechzig, siebzig, achtzig, neunzig, hundert.

Tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd.

Ich schätze sie auf über dreißig.

Ik schat dat ze ouder dan dertig is.

Er ist ungefähr dreißig.

Hij is ongeveer dertig.

Sie verdient dreißig Dollar am Tag.

Ze verdient 30 dollar per dag.

Als ich sie das erste Mal traf, war sie fast dreißig.

Toen ik haar voor het eerst ontmoette, was ze bijna dertig.

Tom hat erst angefangen Französisch zu lernen, als er dreißig war.

Tom startte pas op zijn dertigste met een studie Frans.

Tom begon pas op zijn dertigste Frans te leren.

Tom muss zwei Uhr dreißig zu Hause sein.

Tom moet om halfdrie thuis zijn.

Es waren dreißig Leute bei der Versammlung anwesend.

Er waren dertig mensen aanwezig bij de bijeenkomst.

Er waren dertig mensen aanwezig bij de vergadering.

Er hat sich im Alter von dreißig Jahren umgebracht.

Hij pleegde zelfmoord toen hij dertig was.

Tom ist sicherlich über dreißig.

Tom is zeker ouder dan dertig jaar.

Tom is zeker ouder dan dertig.

Tom hat um zwei Uhr dreißig einen Zahnarzttermin.

Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.

Tom kann in dreißig Sprachen „Ich spreche nur Französisch“ sagen.

Tom kan in dertig talen "Ik spreek alleen Frans" zeggen.

Ich bin nicht dreißig Jahre alt.

Ik ben geen dertig jaar oud.

Tom heiratete mit dreißig Jahren.

Tom trouwde op dertigjarige leeftijd.

Ich bin jetzt dreißig.

Ik ben nu 30.

Tom ist in der Tat beinahe dreißig.

Tom is inderdaad bijna dertig.

Es ist gleich fünf Uhr dreißig.

Het is zo half zes.

Ich bin dreißig Jahre alt.

Ik ben dertig jaar oud.

Tom las letztes Jahr dreißig Bücher.

Tom las dertig boeken het laatste jaar.

Ich glaube, Tom ist dreißig.

Ik denk dat Tom dertig is.

Das ist der schwerste Schneefall der letzten dreißig Jahre.

Dat is de zwaarste sneeuwval van de laatste dertig jaar.

Das waren die trockensten sechs Monate in dreißig Jahren.

Dit waren de droogste zes maanden in dertig jaar.

Ich komme mir vor, als ob ich dreißig Jahre alt wäre.

Ik voel me alsof ik dertig jaar oud ben.

Tom ist um die dreißig.

Tom is in de dertig.

Tom hat dreißig Tage im Gefängnis zugebracht.

Tom heeft dertig dagen in de gevangenis doorgebracht.

Ich brauche dreißig Minuten.

Ik heb 30 minuten nodig.

Tom ist jetzt dreißig Jahre alt.

Tom is nu dertig jaar oud.

Ich bin noch nicht einmal dreißig.

Ik ben nog niet eens dertig.

Niederländische Beispielsätze

• Tom zal waarschijnlijk voor twee uur dertig aankomen.

• Tot twee uur dertig zal er niets gebeuren.

• Ongeveer tweehonderd dertig schilderijen in de Rijksmuseumcollectie zijn stillevens.

• De trein vertrekt om twee uur dertig.

• Tom moet nu al over de dertig zijn.

• Onze school begint om acht uur dertig.

• Ik was pas thuis om twee uur dertig.

• Tom is dertig jaar oud.

• Tom is iets ouder dan dertig.

• Tom verdient dertig dollar per uur.

• Ik weet dat Tom ouder dan dertig is.

• De film begint over dertig minuten.

• Ik dacht dat Tom en Mary allebei onder de dertig waren.

• Een vrouw schreef dertig boeken over hoe men gelukkig wordt, en pleegde toen zelfmoord.

• Ik neem de trein van tien uur dertig.

• Tom moet over de dertig zijn.