Was heißt »blühen« auf Niederländisch?

Das Verb »blühen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Viele Pflanzen blühen im Frühling.: Veel planten bloeien in de lente.
Dieses Jahr blüht die Kirsche früher als gewöhnlich.: Dit jaar begint de kers vroeger dan normaal te bloeien.
Diese Blumen blühen früher als andere.: Deze bloemen bloeien vroeger dan andere.
Viele schöne Blumen blühen im Frühling.: Veel mooie bloemen bloeien in de lente.
Die Rosen im Garten blühen.: De rozen in de tuin staan in bloei.
Bald blühen die Maiglöckchen.: Binnenkort bloeien de meiklokjes.
Eine späte Rose blüht in unserem Garten.: Er bloeit een late roos in onze tuin.
Blumen blühen.: Bloemen bloeien.
Man muss das Blümchen pflücken, solange es blüht.: Men moet het bloempje plukken, terwijl het bloeit.
Im Garten grünt alles und blüht.: In de tuin is alles groen en bloeiende.
Die Pfirsichbäume blühen.: De perzikbomen zijn in de bloei.
Diese Blumen fangen im Frühling an zu blühen.: Die bloemen beginnen in de lente te bloeien.; Deze bloemen beginnen in het voorjaar te bloeien.