Was heißt »bügeln« auf Niederländisch?

Das Verb »bügeln« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich kann mir nicht gleichzeitig die Nägel schneiden und bügeln!: Ik kan niet tegelijk mijn nagels knippen en de strijk doen!
Ich muss mein Hemd bügeln.: Ik moet mijn hemd strijken.
Wenn man die Schweiz bügeln würde, wäre sie größer als Deutschland.: Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Dieses Hemd muss gebügelt werden.: Dit shirt moet gestreken worden.; Dit hemd moet gestreken worden.
Das Hemd muss gebügelt werden.: Het hemd moet worden gestreken.
Ich habe das Taschentuch gebügelt.: Ik heb de zakdoek gestreken.
Tom bügelte seine Kleidung.: Tom streek zijn kleren.
Hat er seine Hose bügeln lassen?: Heeft hij zijn broek laten strijken?; Heeft hij zijn pantalon laten strijken?
Dan bügelt immer seine Krawatten.: Dan strijkt zijn dassen altijd.; Dan strijkt steeds zijn stropdassen.
Ihr Hemd ist nicht richtig gebügelt und nicht weiss genug.: Uw hemd is niet goed gestreken en niet wit genoeg.