Was heißt »Zigarette« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Zigarette« (veraltet: Cigarette) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Mach bitte deine Zigarette aus.: Maak je sigaret alsjeblieft uit.
Sie raucht 20 Zigaretten am Tag.: Ze rookt twintig sigaretten per dag.
Wo sind meine Zigaretten?: Waar zijn mijn sigaretten?
Tom trank Kaffee, während Maria eine Zigarette rauchte.: Tom dronk koffie terwijl Mary een sigaret rookte.
Ich brauche eine Zigarette.: Ik moet een sigaret hebben.
Wie viele Zigaretten rauchst du am Tag?: Hoeveel sigaretten rook jij per dag?
Mach die Zigarette aus.: Doe die sigaret uit.
Ich brauche Zigaretten.: Ik heb sigaretten nodig.
Tom meint, dass elektronische Zigaretten unbedenklicher seien als herkömmliche, doch Maria ist sich da nicht so sicher.: Tom denkt dat het veiliger is elektronische sigaretten te roken dan de klassieke, maar Maria is daar niet zo zeker van.
Kaffee und Zigaretten.: Koffie en sigaretten.
Simina gibt viel Geld für Zigaretten aus.: Simina geeft veel geld uit aan sigaretten.
Toms erster Wunsch an die gute Fee war eine Zigarette. Unmittelbar darauf bat er um Feuer.: Toms eerste wens aan de goede fee was een sigaret. Onmiddellijk daarop vroeg hij om een vuurtje.
Er kauft Zigaretten.: Hij koopt sigaretten.