Was heißt »Radio« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Radio« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- radio
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Laut Radio wird es morgen regnen.
Volgens de radio zal het morgen regenen.
Das Radio ist zu laut. Kannst du es nicht ein wenig leiser drehen?
De radio staat te luid. Kunt ge hem niet wat stiller zetten?
Das Radio funktioniert nicht.
De radio werkt niet.
Das Radio ist ausgeschaltet.
De radio is uit.
Er hört gerne Radio.
Hij luistert graag naar de radio.
Wenn ihr fernseht oder Radio hört, ist die Musik, die ihr hört, oft afrikanischen Ursprungs.
Wanneer je naar televisie kijkt of naar de radio luistert, is de muziek die je hoort vaak van Afrikaanse origine.
Das habe ich im Radio gehört.
Ik heb dat gehoord op de radio.
Das Radio ging aus.
De radio is uitgevallen.
Sie hören Radio.
Ze luisteren naar de radio.
Mach das Radio an.
Doe de radio aan.
In meinem Zimmer ist ein Radio.
Er is een radio in mijn kamer.
Er schaltete das Radio ein.
Hij deed de radio aan.
Mach das Radio ein bisschen lauter.
Zet de radio een beetje harder.
Sie hörten Radio.
Ze luisterden naar de radio.
Ich lasse dieses Radio morgen reparieren.
Ik laat deze radio morgen herstellen.
Das Radio ist ein bisschen laut.
De radio staat een beetje hard.
Leist du mir dein Radio?
Mag ik jouw radio lenen?
Wie viel kostet dieses Radio?
Hoeveel kost deze radio?
Das Radio ist zu laut.
De radio is te luid.
Das Radio geht nicht.
De radio doet het niet.
Dreh das Radio leiser.
Zet de radio zachter.
Wir hören Radio.
We luisteren naar de radio.
Dreh das Radio ein bisschen leiser.
Zet de radio wat zachter.
Ich habe es im Radio gehört.
Ik heb het gehoord op de radio.
Schalte bitte das Radio aus.
Zet de radio uit, alsjeblieft.
Schakel alstublieft de radio uit.
Haben Sie auch Radios?
Heeft u ook radio's?
Bitte stelle das Radio leiser.
Doe alsjeblieft de radio zachter.
Ich habe das Radio für ihn repariert.
Ik heb de radio gerepareerd voor hem.
Ik heb de radio voor hem hersteld.
Ist das Ihr Radio?
Is deze radio van u?
Is dat uw radio?
Es ist Zeit, schlafen zu gehen. Stelle das Radio aus!
Het is tijd om naar bed te gaan. Zet de radio af.
Ich stelle das Radio leiser.
Ik zet de radio zachter.
Letzte Nacht habe ich Radio gehört.
Gisternacht luisterde ik naar de radio.
Marconi erfand das Radio.
Marconi heeft de radio uitgevonden.
Tom stöpselte das Radio ein und schaltete es an.
Tom stak de stekker van de radio in en zette hem aan.
Dieses Radio ist nicht größer als eine Streichholzschachtel.
Dat radiootje is niet groter dan een lucifersdoosje.
Das Radio ist sehr laut.
De radio staat erg hard.
Im Radio kam nichts über den Unfall.
Op de radio is er over het ongeval niets gezegd.
Wer hat das Radio erfunden?
Wie heeft de radio uitgevonden?
Nachts, wenn andere schlafen, höre ich oft Radio.
's Nachts, wanneer anderen slapen zijn, luister ik vaak naar de radio.
Antonyme
- Fernsehen:
- televisie
Niederländische Beispielsätze
Destijds was er nog geen radio.