Was heißt »Kaninchen« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Kaninchen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das war ein böses Kaninchen.: Dat was een slecht konijn.
„Was ist los?“ fragte das kleine weiße Kaninchen.: Het kleine witte konijn vroeg: ''Wat is er aan de hand?''
"Was ist dein Wunsch?", fragte das kleine weiße Kaninchen.: "Wat is je wens?" vroeg het witte konijntje.
Kaninchen haben große Ohren.: Konijnen hebben lange oren.
Kaninchen mögen Karotten.: Konijnen houden van wortels.
Ich liebe Kaninchen... mit Pommes frites und einem guten Glas Wein.: Ik ben gek op konijnen... met frieten en een goed glas wijn.
Kaninchen essen gern Karotten.: Konijnen eten graag wortelen.
Ein Kaninchen hat lange Ohren.: Een konijn heeft lange oren.
Kaninchen haben lange Ohren und kurze Schwänze.: Konijnen hebben lange oren en korte staarten.
Können Kaninchen schwimmen?: Kunnen konijnen zwemmen?
Was ist der Unterschied zwischen einem Kaninchen und einem Hasen?: Wat is het verschil tussen een konijn en een haas?
Toms Bruder Tim ist ein Zauberer, der Angst vor Kaninchen hat.: Toms broer Tim is een tovenaar die bang is voor konijnen.