Was heißt »Friseur« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Friseur« (auch: Frisör) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- kapper (männlich)
- barbier (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Oh, du warst beim Friseur.
Oh, je bent naar de kapper geweest.
Sie ging zum Friseur.
Ze ging naar de kapper.
Tom ist zum Friseur gegangen, aber er müsste bald zurück sein.
Tom is naar de kapper gegaan maar hij zou spoedig moeten weer zijn.
Weißt du, zu welchem Friseur Tom für gewöhnlich geht?
Weet je naar welke kapper Tom gewoonlijk gaat?
Tom ging zum Friseur.
Tom ging naar de kapper.
Du musst aber mal zum Friseur!
Je moet eens naar de kapper!
Weibliche Wortform
- Friseurin:
- kapster
Synonyme
- Friseursalon:
- kapsalon
Niederländische Beispielsätze
Ze is kapper.
Of je nu je baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de kapper valt hij in dezelfde tijd.
Is er een kapper in het hotel?
Ben je naar de kapper geweest?
Ga naar de kapper en laat je haar snijden.
Ik ga elke maand naar de kapper.
Duitse mannen gaan vaker naar de kapper dan Duitse vrouwen.
Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in evenveel tijd.
Übergeordnete Begriffe
- Handwerker:
- ambachtsman