Was heißt »Handwerker« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Handwerker« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

ambachtsman (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Tom war unser Handwerker.: Tom was onze klusjesman.

Untergeordnete Begriffe

Bäcker:: bakker
Fotograf:: fotograaf
Friseur:: barbier; kapper
Gärtner:: tuinman
Gerber:: looier
Industriearbeiter:: industriearbeider; Industriële arbeider
Kesselflicker:: ketellapper
Klempner:: blikslager; loodgieter
Maler:: schilder
Maurer:: metselaar
Müller:: molenaar
Restaurator:: restaurateur
Sattler:: zadelmaker
Schlosser:: bankwerker; kleinsmid; slotenmaker; smid
Schmied:: smid
Schneider:: alver; kleermaker
Schornsteinfeger:: schoorsteenveger
Schreiner:: houtwerker; meubelmaker; schrijnwerker; witwerker
Schuster:: schoenmaker
Segelmacher:: zeilmaker
Spengler:: blikslager
Steinhauer:: steenhouwer
Steinmetz:: steenhouwer
Tischler:: houtwerker; meubelmaker; schrijnwerker; witwerker
Töpfer:: pottenbakker
Uhrmacher:: horlogemaker
Wagner:: voerman; wagenmaker
Weber:: wever

Handwerker übersetzt in weiteren Sprachen: