Was heißt »wie viel« auf Niederländisch?

Niederländische Beispielsätze

• Ik heb geen idee hoeveel het kost.

• Weet je hoeveel ze daarvoor betaald hebben?

• Met hoeveel zijn jullie?

• Een gasmeter meet hoeveel gas een huishouden verbruikt.

• Het hangt ervan af hoeveel tijd je ervoor over hebt.

• Weet jij hoeveel het kost?

• Hoeveel zussen heb je, en hoeveel broers?

• Hij vroeg aan de politieman hoeveel mensen de vorige dag omgekomen waren bij verkeersongevallen.

• Probeer uit te rekenen hoeveel u aan boeken heeft uitgegeven.

• Ik was helemaal vergeten hoeveel ik van Tom houdt.

• Tegen hoeveel mensen heb je het gezegd?

• Weet je hoeveel mensen er wonen in Australië?

• Weet je hoeveel inwoners Australië telt?

• Uit hoeveel chemische elementen bestaat water?

• Tom weet niet hoeveel Mary weegt.

• Voor hoeveel uur hebben we geboekt?

• Over de grammatica van Esperanto merkte Claude Piron op: "Die is zeer streng en vereist discipline – we moeten maar denken aan de n-uitgang – maar hoeveel vrijheid bezorgt hij ons niet in het kader van deze strengheid!"

• Ze vroeg me hoeveel talen ik sprak.

• Kunt ge schatten hoeveel vertraging de trein zal hebben?

• Ze vroeg mij hoeveel talen ik spreek.

Untergeordnete Begriffe

wie­viel­te:

hoeveelste