Was heißt »ver­säu­men« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Beeile dich, sonst versäumst du den Zug.

Haast u, anders mist ge de trein.

Maak voort of je haalt de trein niet.

Er versäumt es nie, jede Woche seiner Mutter zu schreiben.

Hij vergeet nooit om elke week naar zijn moeder te schrijven.

Ich möchte nicht, dass einer das versäumt.

Ik wil niet dat iemand dit mist.

Tut mir leid, dass ich eure Party versäumt habe.

Het spijt me dat ik je feest heb gemist.

Synonyme

ver­feh­len:

in gebreke blijven

mislopen

ver­ges­sen:

vergeten

ver­schla­fen:

slaperig

Niederländische Beispielsätze

• Dat is iets dat we niet kunnen missen.

• Jullie missen niets.

• We missen je.

• We missen hem.

• Je gaat de trein missen als je niet opschiet.

• Ik zal je erg missen.

• Ik zal je missen.

• Gissen is missen.

• Ik zal jou ook missen.

• Ik ga je missen, Tom.

• Ik ga Boston heel erg missen.

• Ik zal ze zeker missen.

• Ik haastte mij om de trein niet te missen.

• Tom wil zijn vlucht niet missen.

• Ik begin mijn vriendin te missen.

• We zullen je heel erg missen.

• Hij haastte zich om de trein niet te missen.

• We hadden schrik dat we de trein zouden missen.

• Je vrienden zullen je missen.

• Als je weggaat, zal ik je heel erg missen.