Was heißt »Prinz« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Prinz« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- prins (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Der Prinz verliebte sich in die Tochter eines Holzfällers.
De prins werd verliefd op de dochter van een houthakker.
Eigentlich wollte ich ein Burgfräulein in einem von sieben Drachen bewachten Turm sein, und dann würde ein Prinz auf einem weißen Pferd den Drachen die Köpfe abschlagen und mich befreien.
Eigenlijk wilde ik een jonkvrouw zijn in een toren die bewaakt wordt door zeven draken, en dan zou een prins op een wit paard alle draken hun kop afhakken en mij bevrijden.
Plötzlich bemerkte der Prinz, dass sein Leibwächter nicht mehr an seiner Seite war.
Plotseling merkte de prins op dat zijn lijfwacht niet meer aan zijn zijde was.
Die Prinzessin verliebte sich augenblicklich in den Prinzen.
De prinses werd onmiddellijk op de prins verliefd.
De prinses werd meteen verliefd op de prins.
De prinses werd op slag verliefd op de prins.
Der Prinz ist gutaussehend.
De prins is knap.
Der Prinz wartet.
De prins is aan het wachten.
Es geschieht nur in Märchen, dass Frösche Prinzen werden.
Het gebeurt slechts in sprookjes dat kikkers prinsen worden.
Prinz Charles hat große Ohren.
Prins Charles heeft grote oren.
In ihren Memoiren teilte Königin Viktoria mit, dass ihr Mann, Prinz Albert, der Deutscher war, Gälisch zu lernen versuchte.
In haar memoires vermeldde koningin Victoria dat haar man, prins Albert, die een Duitser was, Gaelisch probeerde te leren.
Tom ist ein Prinz.
Tom is een prins.
Ich bin kein Prinz.
Ik ben geen prins.
Du bist ein Prinz, Tom.
U bent een prins, Tom.
Sie hat sich in einen bestimmten Prinzen verliebt.
Ze werd verliefd op een zekere prins.
Weibliche Wortform
- Prinzessin:
- prinses
Niederländische Beispielsätze
Maria heeft haar prins op het witte paard gevonden.