Was heißt »Muttersprachler« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Muttersprachler« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- moedertaalspreekster (weiblich)
- moedertaalspreker (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Dieser Satz muss von einem Muttersprachler überprüft werden.
Deze zin moet door een moedertaalspreker worden gecontroleerd.
Tom ist französischer Muttersprachler.
Tom heeft het Frans als moedertaal.
Weil es sich hier nicht um deine Muttersprache handelt, schlage ich vor, dass du diesen Satz wieder freigibst, damit ihn ein Muttersprachler adoptieren kann. So können wir alle sicher sein, es mit einem guten Satz zu tun zu haben.
Omdat het niet je moedertaal is, stel ik voor dat je deze zin vrijgeeft, zodat een moedertaalspreker hem kan adopteren. Zo zijn we allen zeker dat we met een goede zin te doen hebben.
Ich bin nur ein Einwanderer, der das Englische vor seinen Muttersprachlern schützen will.
Ik ben maar een immigrant die de Engelse taal wil beschermen tegen zijn moedertaalsprekers.
Tom kann wie ein Muttersprachler Englisch sprechen.
Tom kan Engels als een moedertaalspreker spreken.
Niederländische Beispielsätze
Zij is een moedertaalspreker van het Nederlands.