Was heißt »Dienstag« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Dienstag« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Komm am Dienstag, wenn es möglich ist.: Kom dinsdag, zo mogelijk.; Kom als het kan dinsdag.
Bist du am Dienstag frei?: Ben je dinsdag vrij?
Wir haben Dienstag, den 17. Dezember.: Vandaag is het dinsdag 17 december.
Ich erwarte, am Dienstag von dir zu hören.: Ik verwacht dinsdag van je te horen.
Ist es schon Dienstag?: Is het al dinsdag?
Eine Woche hat sieben Tage: Montag, Dienstag, Mittwoch, Donnerstag, Freitag, Samstag und Sonntag.: Een week heeft zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.
Dienstag kommt nach Montag.: Dinsdag komt na maandag.
Montag, Dienstag, Mittwoch, Donnerstag, Freitag, Samstag und Sonntag sind die sieben Tage der Woche.: Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.
Übermorgen ist Dienstag.: Overmorgen is het dinsdag.
Wenn gestern Montag war, dann ist heute Dienstag.: Als gisteren maandag was, dan is het vandaag dinsdag.
Wirst du am Dienstag zurückkommen?: Kom je terug op dinsdag?
Gestern war Dienstag.: Gisteren was het dinsdag.
Bis Dienstag!: Tot dinsdag!