Was heißt »Bewohner« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Bewohner« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bewoner (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Die Stadt wurde von ihren Bewohnern verlassen.
De stad was verlaten door haar inwoners.
De stad was verlaten door z'n inwoners.
De stad was door haar inwoners verlaten.
Gewöhnlich stehen die Bewohner warmer Länder früh auf.
Gewoonlijk staan bewoners van warme landen vroeg op.
Ich bin ein Bewohner der Erde.
Ik ben een aardbewoner.
Der Feldhamster ist einer der lebenden Bewohner des Wiener Zentralfriedhofs.
De veldhamster is een van de levende bewoners van de Weense hoofdbegraafplaats.
Hunger und Kälte verbittern die Bewohner der belagerten Stadt.
Honger en kou verbitteren de inwoners van de belegerde stad.
Die Bewohner des Gaza-Streifens trinken verschmutztes Wasser.
De inwoners van Gaza drinken vervuild water.
Weibliche Wortform
- Bewohnerin:
- bewoonster
Synonyme
- Bevölkerung:
- bevolking
- Bürger:
- burger
- Einwohner:
- inwoner
Übergeordnete Begriffe
- Person:
- persoon