Was heißt »Aus­spra­che« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich würde gerne meine englische Aussprache verbessern.

Ik zou mijn Engelse uitspraak willen verbeteren.

Sie hat gestern ihre englische Aussprache geübt.

Ze heeft gister haar Engelse uitspraak geoefend.

Er hat eine gute Aussprache.

Hij heeft een goede uitspraak.

Ist die französische Aussprache schwer?

Is de Franse uitspraak moeilijk?

Seine Aussprache gibt zu erkennen, dass er Ausländer ist.

Zijn uitspraak geeft aan dat hij een buitenlander is.

Beide Aussprachen sind richtig.

Beide uitspraken zijn juist.

Synonyme

Ak­zent:

accent

Ar­ti­ku­la­ti­on:

articulatie

Aus­tausch:

ruil

uitwisseling

verfanging

Dis­kus­si­on:

bespreking

discussie

Ge­spräch:

gesprek

Kon­ver­sa­ti­on:

conversatie

gesprek

Niederländische Beispielsätze

• Is de jury tot een uitspraak gekomen?

• Dames en heren, gelieve op te staan voor de uitspraak van het vonnis!