Was heißt »zwanzig« auf Niederländisch?
Die Numerale »zwanzig« (veraltet: zwaintzig, zwainzig, zwantzig, zwayntzig, zweintzig, zweinzig, zweyntzig & zweynzig) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- twintig
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Es ist zwanzig nach sechs.
Het is twintig over zes.
Het is tien voor half zeven.
Zehn, elf, zwölf, dreizehn, vierzehn, fünfzehn, sechzehn, siebzehn, achtzehn, neunzehn, zwanzig.
Tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.
In ihren ersten zwanzig Lebensjahren wurde sie oft für einen Jungen gehalten.
In haar twintig eerste levensjaren werd ze dikwijls voor een jongen gehouden.
Zehn, zwanzig, dreißig, vierzig, fünfzig, sechzig, siebzig, achtzig, neunzig, hundert.
Tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd.
Kann ich dich in den nächsten zwanzig Minuten zurückrufen?
Kan ik je over twintig minuten terugbellen?
Kan ik je binnen twintig minuten terugbellen?
Sie sagte, sie sei zwanzig Jahre alt, was nicht stimmte.
Ze zei dat ze twintig jaar was, wat niet waar was.
Hier leben zwanzig Familien.
Twintig families leven hier.
Hier wonen twintig gezinnen.
Mehr als zwanzig Jungen sind dorthin gegangen.
Meer dan twintig jongens gingen erheen.
Es ist zwanzig Uhr.
Het is acht uur 's avonds.
Ich bin vor zwanzig Jahre geboren.
Ik ben twintig jaar geleden geboren.
Muiriel ist jetzt zwanzig Jahre alt.
Muiriel is nu 20 jaar oud.
Ich bin zwanzig geworden.
Ik ben twintig geworden.
Sie ist gerade zwanzig geworden.
Ze is net twintig geworden.
Er schrieb das Buch im Alter von zwanzig Jahren.
Hij schreef dat boek toen hij 20 jaar was.
Das kostet zwanzig Euro.
Dat kost 20 euro.
Ich schätze, es waren mindestens zwanzig Sorten Käse auf dem Tisch.
Ik schat dat er minstens twintig soorten kaas op tafel lagen.
Sie hat zwanzig Kinder.
Ze heeft twintig kinderen.
Zij heeft twintig kinderen.
Ich habe noch zwanzig Euro.
Ik heb nog 20 euro over.
Mein Vater heiratete, als er etwas über zwanzig war.
Mijn vader trouwde toen hij iets meer dan twintig was.
Vier mal fünf ist zwanzig.
Vier keer vijf is twintig.
„Wie viel Uhr ist es?“ „Es ist zwanzig Minuten nach drei.“
"Hoe laat is het?" "Het is twintig over drie."
Ich habe ihm fast zwanzig Jahre lang einmal im Monat geschrieben.
Ik heb hem elke maand een keer geschreven gedurende bijna twintig jaar.
Seit zwanzig Jahren sprechen sie nicht miteinander.
Sinds twintig jaar spreken ze niet met elkaar.
Er liest jede Woche zwanzig Bücher.
Hij leest elke week twintig boeken.
Maria wurde aus dem Beruf, den sie zwanzig Jahre lang ausgeübt hatte, entlassen. Zwei Stunden später lief sie vor ein fahrendes Auto und war tot.
Maria werd ontslagen uit het beroep dat ze twintig jaar had beoefend. Twee uur later rende ze voor een rijdende auto en was dood.
Die Sonnenbrille kostet zwanzig Euro.
De zonnebril kost twintig euro.
Die Katze ist zwanzig.
De kat is twintig.
Ich brauche zwanzig effiziente Arbeiter.
Ik heb twintig efficiënte arbeiders nodig.
Niederländische Beispielsätze
?Hoe laat is het nu?” „Het is twintig over drie.”
?Wanneer vertrekt de bus?” „Om twintig voor en om tien over.”
Het is twintig over tien.
Ze rookt twintig sigaretten per dag.
Jongeren tussen tien en twintig zijn Gods straf voor seks.
"Hoe laat is het nu?" "Drie uur twintig."