Was heißt »ein­schrän­ken« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wir müssen unserer Ausgaben einschränken, um Geld zu sparen.

We moeten onze uitgaven beperken om geld te sparen.

In diesem Monat muss ich meine Ausgaben einschränken.

In deze maand moet ik mijn uitgaven beperken.

Synonyme

dämp­fen:

stomen

ein­gren­zen:

begrenzen

omgrenzen

er­nied­ri­gen:

kleineren

vernederen

kür­zen:

schorten

schmä­lern:

verminderen

Antonyme

aus­deh­nen:

opschalen

uitbreiden

uitstrekken

Niederländische Beispielsätze

• Ik denk niet dat we deze achtervoegsels nu moeten beperken.

• We moeten de kosten tot een minimum beperken.

• Men heeft op alle straten verkeersdrempels aangebracht om de snelheid van het verkeer te beperken.

• Tom probeerde zijn onkosten te beperken.

• Denken is moeilijk, daarom beperken velen zich tot oordelen.