Was heißt »aus­wen­dig« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Lasst uns diesen Satz auswendig lernen.

Laten we deze zin vanbuiten leren.

Ich muss dieses Gedicht auswendig lernen.

Ik moet dit gedicht vanbuiten leren.

Ik moet dit gedicht uit mijn hoofd leren.

Lasst uns dieses Gedicht auswendig lernen.

Laten we het gedicht vanbuiten leren.

Lern diese Namen auswendig.

Leer deze namen uit het hoofd.

Weil ich es sooft gehört habe, kann ich das Gedicht jetzt auswendig hersagen.

Omdat ik het zo dikwijls gehoord heb, kan ik het gedicht nu uit het hoofd opzeggen.

Alle in der Klasse lernten das Gedicht auswendig.

Iedereen in de klas leerde het gedicht uit het hoofd.

Ich habe zwei Stunden gebraucht, um diesen Satz auswendig zu lernen.

Ik heb twee uur nodig gehad om deze zin uit mijn hoofd te leren.

Lerne das Gedicht bis nächste Woche auswendig.

Leer het gedicht uit je hoofd voor volgende week.

Anna kennt die ersten tausend Ziffern von π auswendig.

Anna kent de eerste duizend cijfers van π vanbuiten.

Ken lernte viele japanische Lieder auswendig.

Ken leerde vele Japanse liedjes uit het hoofd.

Die Schüler haben das Gedicht auswendig gelernt.

De studenten leerden dit gedicht uit hun hoofd.

Maria kennt die klassischen chinesischen Texte auswendig.

Maria kent de klassieke Chinese teksten uit het hoofd.

Du kennst mich in- und auswendig.

Je kent me van binnen en buiten.

Ich kenne deine Lieder alle auswendig.

Ik ken al jouw liedjes uit mijn hoofd.

Der Lehrer sagte, dass wir diese ganzen Ausdrücke auswendig lernen sollten.

De leraar zei dat we al die uitdrukkingen vanbuiten moesten leren.

Ich brauchte eine Stunde, um das Gedicht auswendig zu lernen.

Ik had een uur nodig om het gedicht vanbuiten te leren.

Man sagte den Schülern, dass sie das Gedicht auswendig lernen sollten.

De leerlingen werden gezegd dat ze het gedicht uit het hoofd moesten leren.

Synonyme

ver­in­ner­li­chen:

verinnerlijken

Niederländische Beispielsätze