Was heißt »Wäsche« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Wäsche« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich werde die Wäsche reinholen, bevor es regnet.: Ik ga de was binnenhalen voordat het gaat regenen.
Über das Wochenende habe ich große Wäsche.: Ik moet een boel wassen in het weekend.; Tijdens het weekend heb ik veel te wassen.
Seine schmutzige Wäsche soll man nicht öffentlich waschen.: Je moet je vuile was niet buiten hangen.
Ich hänge die Wäsche auf.: Ik hang de was op.
Warum wäschst du meine Wäsche?: Waarom was jij mijn was?; Waarom doe jij mijn was?
An einem heißen Tag wie diesem ist die Wäsche im Nu trocken.: Op een warme dag als deze is de was in een wip en een gouw droog.
Die Wäsche von Hand zu waschen ist anstrengend und zeitaufwendig.: Het wasgoed met de hand wassen is vermoeiend en tijdrovend.
Ist meine Wäsche fertig?: Is mijn was klaar?
Die Wäsche ist noch nicht trocken.: De was is nog niet droog.; Het wasgoed is nog niet droog.
Bring die Wäsche rein, weil es regnet!: Haal de was naar binnen, want het regent!