Was heißt »Schwarm« auf Niederländisch?

Synonyme

Cli­que:

kliek

Grup­pe:

groep

Kreis:

cirkel

kring

wijk

Niederländische Beispielsätze

• Morgen gaat Tom te voet naar school.

• Maria heeft op school niets geleerd.

• Tom hoeft niet meer naar school.

• Ze gaan lopend naar school.

• Ik kon de hele week niet naar school.

• Tom wilde van school af.

• Wil je echt stoppen met de middelbare school?

• Ik had niet moeten stoppen met school.

• Tom had niet moeten stoppen met de middelbare school.

• Ik begreep niet waarom Tom met school wilde stoppen.

• Als ik in zijn schoenen stond, zou ik niet stoppen met school.

• "Ik wil stoppen met school en me helemaal aan de muziek wijden." - "Denk goed na over wat je doet!"

• Een van mijn dochters gaat naar dezelfde school als Tom.

• Tom gaat doorgaans met de fiets naar school.

• Wij houden van onze school.

• Gaat hij met de bus naar school?

• Ik haat deze school.

• Tom is conciërge op school.

• Die fiets is van onze school.

• Op zijn zeventiende verliet hij de middelbare school.