Was heißt »Piz­za« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Piz­za« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • pizza

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich mag Pizza sehr gerne.

Ik heb heel graag pizza.

Mein Vater mag sehr gerne Pizza.

Mijn vader houdt erg van pizza.

Ich mag Pizza sehr.

Ik hou heel erg van pizza.

Ik hou echt van pizza.

Ich möchte heute Abend Pizza essen.

Ik wil vanavond pizza eten.

Eine Pizza, bitte.

Pizza, alstublieft.

Pizza, alsjeblieft.

Tom mag sogar kalte Pizza.

Tom houdt zelfs van koude pizza.

Sie backen eine köstliche Pizza.

Ze bakken een heerlijke pizza.

Tom bäckt eine Pizza.

Tom bakt een pizza.

Pizza ist mein Lieblingsgericht.

Pizza is mijn lievelingsgerecht.

Ich kann dir beibringen, wie man eine Pizza bäckt.

Ik kan je leren hoe men een pizza bakt.

Jeder liebt große Pizzen.

Iedereen houdt van grote pizza's.

Ich bestellte telefonisch eine Pizza.

Ik heb per telefoon een pizza besteld.

Danke für die Pizza!

Dank je wel voor de pizza!

Hier hat niemand eine Pizza bestellt.

Hier heeft niemand een pizza besteld.

Ich habe Pizza bestellt.

Ik heb pizza besteld.

In der Mitte der Pizza war eine Erbse.

In het midden van de pizza zat een erwt.

Wer hat hier Pizza bestellt?

Wie heeft er pizza besteld?

Melanie isst gerne Pizza.

Melanie eet graag pizza.

Ich mag Pizza.

Ik hou van pizza.

Ich will Pizza.

Ik wil pizza.

Ich möchte Pizza essen.

Ik wil pizza eten.

Tom bestellte Pizza.

Tom bestelde pizza.

Die Pizza wurde in einem Holzofen gebacken.

De pizza werd in een houtoven gebakken.

Die Pizza da sieht köstlich aus.

Die pizza ziet er heerlijk uit.

Ich will keine Pizza.

Ik wil geen pizza.

Ich liebe diese Pizza.

Ik hou van deze pizza.

Diese Pizza ist köstlich.

Deze pizza is heerlijk.

Jeder mag Pizza.

Iedereen houdt van pizza.

Das Eichhörnchen frisst Pizza.

De eekhoorn eet pizza.

Bestreue die Pizza mit Basilikum.

Doe wat basilicum op de pizza.

Strooi wat basilicum over de pizza.

Ich habe Pizza mitgebracht.

Ik heb pizza meegenomen.

Tom, die Pizza ist da!

Tom, de pizza is er.

Ich habe eine Pizza mitgebracht.

Ik heb een pizza meegenomen.

Sie können die Pizza belegen, womit Sie gerne wollen.

U kunt de pizza beleggen met wat u maar wil.

U kunt de pizza beleggen met wat u maar lekker vindt.

Ich habe viel Pizza gegessen.

Ik at veel pizza.

Die Pizza schmeckte gut.

De pizza smaakte goed.

Die Pizza ist kalt.

De pizza is koud.

Wir können uns eine Pizza bestellen.

We kunnen een pizza bestellen.

Tom aß den Rest der Pizza.

Tom at de rest van de pizza.

Früher aß ich Pizza, jetzt nicht mehr.

Vroeger at ik pizza, nu niet meer.

Wessen Pizza ist das?

Wiens pizza is dit?

Wiens pizza is dat?

Die Pizza ist unterwegs.

De pizza is onderweg.

Ich liebe Pizza mit Käse.

Ik hou van pizza met kaas.

Wie oft isst du Pizza?

Hoe vaak eet je pizza?

Ich will keine Pizza essen.

Ik wil geen pizza eten.

Tom liefert Pizzen aus.

Tom bezorgt pizza's.

Ich habe gestern eine Pizza gegessen.

Gisteren heb ik een pizza gegeten.

Tom hat gestern keine Pizza gegessen.

Tom heeft gisteren geen pizza gegeten.

Letzte Woche habe ich jeden Tag Pizza gegessen.

Vorige week at ik elke dag pizza.

Niederländische Beispielsätze

Terwijl hij een pizza at, was hij zijn zus aan het plagen.

Übergeordnete Begriffe

Nah­rung:
voedsel

Pizza übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Pizza. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 341394, 341396, 662061, 895387, 1366788, 1464197, 1710452, 1713393, 1716476, 1743820, 1766293, 2003548, 2440409, 2718588, 2757009, 2779860, 2917328, 3094923, 3751369, 3795027, 3795030, 5244639, 5357433, 5862543, 5926334, 6046425, 6046440, 6161296, 6384744, 6458367, 6580346, 6581402, 6834884, 6835491, 6970755, 7024234, 7141565, 7210342, 7458741, 7497785, 7805102, 8035736, 8059302, 8082537, 8088064, 8100257, 8431524, 8496200, 9025949 & 4272696. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR