Was heißt »Nachbarin« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Nachbarin« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Sie ist unsere Nachbarin.: Zij is onze buurvrouw.
Ich habe eine italienische Nachbarin.: Ik heb een Italiaanse buurvrouw.
Das ist unsere Nachbarin.: Dat is onze buurvrouw.
Wir haben eine neue Nachbarin.: We hebben een nieuwe buurvrouw.
Der Hund meiner Nachbarin bellt.: De hond van mijn buurvrouw blaft.
Sie sind Nachbarinnen.: Zij zijn buren.
Meine Nachbarin hat die Feuerwehr gerufen.: Mijn buurvrouw heeft de brandweer gebeld.
Du bist meine Nachbarin.: Je bent mijn buurvrouw.
Sie sind meine Nachbarin.: U bent mijn buurvrouw.
Meine Nachbarin ist fünfundneunzig Jahre alt, und sie ist immer noch gesund.: Mijn buurvrouw is vijfennegentig jaar oud en ze is nog gezond.