Was heißt »Brötchen« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Brötchen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- broodje (männlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Zwei der belegten Brötchen waren mit Käse.
Twee van de belegde broodjes waren met kaas.
Tom kauft jeden Morgen ofenfrische Brötchen bei diesem Brötchenverkauf.
Tom koopt iedere morgen ovenverse broodjes in die broodjeszaak.
Ich hätte gern ein Brötchen mit Salami.
Ik had graag een boterham met salami.
Synonyme
- Schuster:
- schoenmaker
Niederländische Beispielsätze
Tom pakte een broodje uit de picknickmand.
Tom at een broodje tonijn.
Omdat ik vandaag geen tijd had om inkopen te doen, moest ik genoegen nemen met een broodje als avondeten.
Übergeordnete Begriffe
- Brot:
- brood