Was heißt »Bonbon« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Bonbon« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Bitte hinterlassen Sie eine Nachricht nach dem Piepton oder werfen Sie uns Bonbons in den Briefkasten.: U kunt een bericht achterlaten na de pieptoon of bonbons in onze brievenbus doen.
Ich habe jedem Kind drei Bonbons gegeben.: Ik heb aan elk kind drie snoepjes gegeven.; Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.
Wie viele Bonbons hat Tom gestern gegessen?: Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?
„Wie viele Bonbons hat Tom gestern gegessen?“ – „Eine ganze Tüte voll.“: "Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Een hele zak."
„Wie viele Bonbons hat Tom gestern gegessen?“ – „Er muss eine ganze Tüte voll gegessen haben, denn es sind keine mehr da.“: "Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Hij moet een hele zak gegeten hebben, want er blijft niets meer over."
Willst du ein Bonbon?: Wil je een snoepje?

Probeer dit snoepje eens.