Was heißt »spülen« auf Niederländisch?
Das Verb »spülen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- spoelen
- de afwas doen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich habe meiner Mutter geholfen, das Geschirr zu spülen.
Ik heb mijn moeder met de afwas geholpen.
Das Mädchen fand spülen nicht schön, aber sie machte das Beste draus.
Het meisje vond afwassen niet leuk, maar ze maakte er het beste van.
Synonyme
- treiben:
- stuwen
Niederländische Beispielsätze
Ik moet de afwas doen.
Omdat jij hebt gekookt, zal ik de afwas doen.
Untergeordnete Begriffe
- antreiben:
- aansporen
- gurgeln:
- gorgelen