Was heißt »schälen« auf Niederländisch?

Das Verb »schälen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich kann einen Apfel schälen.: Ik kan een appel schillen.
Er schält seinen Apfel.: Hij schilt zijn appel.
Er schält ihren Apfel.: Hij schilt haar appel.
Einige Lehrer schälen Kartoffeln während des Unterrichtens.: Sommige leraars schillen aardappelen terwijl zij les aan het geven zijn.
Ich weiß, wie man einen Apfel schält.: Ik weet hoe men een appel schilt.; Ik weet hoe je een appel schilt.
Sie schält Kartoffeln.: Ze schilt de aardappelen.
Ich schäl dir eine Orange.: Ik zal een sinaasappel voor je pellen.
Kartoffeln schäle ich lieber mit einem Kartoffelschäler als mit einem gewöhnlichen Messer.: Ik schil aardappelen liever met een dunschiller dan met een eenvoudig mes.
Der Baum schälte sich.: De boom vervelde.
Ich schäle Äpfel.: Ik schil appels.
Tom schälte die Kartoffeln.: Tom schilde de aardappelen.
Tom schälte Maria einen Apfel.: Tom heeft een appel voor Mary geschild.; Tom heeft voor Mary een appel geschild.; Tom schilde een appel voor Mary.; Tom schilde voor Mary een appel.
Tom schält Äpfel nie, bevor er sie isst.: Tom schilt appels nooit voordat hij ze eet.

Ik moet een boontje met jou schillen.
Ik heb met jou een appeltje te schillen.
Ik heb nog een appeltje te schillen met mijn buurjongen. Dat rotjoch schiet steeds papieren pijltjes door ons zolderraam naar binnen.