Was heißt »er« auf Niederländisch?

Das Personalpronomen »er« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • hij
  • 'ie

Synonyme

der:
de
du:
je
jij
wir:
we
wij

Antonyme

sie:
haar
ze
zij

Niederländische Beispielsätze

  • Waarom is hij hier?

  • Wat heeft hij gezegd?

  • Hij zei dat hij van plan was een risico te nemen.

  • Bovendien kan hij Ivriet lezen.

  • Weet hij dat je van hem houdt?

  • Vraag hem eens of hij Japans spreekt.

  • Hoewel hij zich verontschuldigd heeft, ben ik nog steeds razend.

  • Thuis las hij altijd liggend.

  • Ik begrijp niet helemaal wat hij zegt.

  • Hoe heet hij?

  • Wat hij ook doet, hij doet het goed.

  • Waarom is hij weggelopen?

  • Wie is hij?

  • Soms kan hij een vreemde jongen zijn.

  • Morgen landt hij op de maan.

  • Honger was voor hem een abstract begrip; hij had altijd genoeg te eten.

  • "Ik heb haar vijf dagen geleden gezien," zei hij.

  • Waarom heeft hij in de Verenigde Staten gewoond?

  • Ze kwamen tot de conclusie dat hij gelogen had.

  • Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?

Er übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: er. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: er. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 375865, 375894, 377260, 377266, 377384, 377386, 377465, 377748, 377920, 378740, 378768, 379405, 379484, 379558, 380442, 381169, 383972, 384445, 385399 & 385400. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR