Was heißt »Zeh« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Zeh« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ein Freund von mir ist letztens auf einem Spielzeugauto ausgerutscht, das sein Sohn auf der Treppe hatte liegen lassen, und hat sich dabei den großen Zeh gebrochen.: Een vriend van mij is laatst uitgegleden over een autootje dat zijn zoon had laten slingeren op de trap en heeft toen zijn grote teen gebroken.
Sein Zeh blutet.: Zijn teen bloedt.
Ihr Zeh blutet.: Haar teen bloedt.
Pass auf deine Zehen auf.: Pas op je tenen.
Ich kann mit Leichtigkeit meine Zehen berühren.: Ik kan makkelijk mijn tenen aanraken.
Mir schmerzt der kleine Zeh.: Ik heb pijn aan mijn kleine teen.
Tom stieß sich seinen Zeh.: Tom stootte z'n teen.
Ein Fuß hat fünf Zehen.: Een voet heeft vijf tenen.
Tom wackelte mit den Zehen.: Tom bewoog zijn tenen.
Er stieß sich seinen Zeh.: Hij stootte zijn teen.
Sie hat sich den Zeh gestoßen.: Zij stootte haar teen.

Ze was van kop tot teen een echte diva.