Was heißt »Torte« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Torte« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Möchte jemand noch etwas Torte?: Wil er iemand nog wat taart?
Besser Brot ohne Butter als Torte ohne Freiheit.: Beter brood zonder boter dan taart zonder vrijheid.
Diese Torte ist zu süss für mich.: Deze taart is te zoet voor mij.
Sie teilte die Torte in fünf Teile.: Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
Wer möchte noch ein Stück Torte?: Wie wil nog een stuk taart?
Willst du noch etwas Torte?: Wil je nog wat taart?
Maria garnierte die Torte.: Maria versierde de taart.
Die Torte ist frisch.: De taart is vers.

Ze gaven Tom een stuk taart.
Mamma had een taart voor mijn verjaardag gebakken.
Ik zou graag een groot stuk taart en een kop koffie willen.
Ik neem een stuk taart.
Tom is een taart aan het bakken.
Neem wat taart, alsjeblieft.
Ze houdt van taart.
Ik weet niet wie de taart heeft gemaakt.
Ik zag mijn moeder de taart verstoppen.
Mag ik een stukje van je taart? Ik wil gewoon even proeven.
Mag ik die taart proeven die je aan het eten bent? Mag ik hier een stukje afbreken?
Wat een heerlijke taart!
Wil je nog een stuk taart?
De peettante heeft een heerlijke taart gebakken.
Wat vind je van mijn taart?
Mijn moeder maakt een taart voor mijn vader.
Je hebt al taart gegeten.
Mama is een taart aan het maken.
Je taart is heerlijk.
Mag ik nog een stuk taart hebben?