Was heißt »Türkisch« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Türkisch« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- Turks (sächlich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich lerne Türkisch.
Ik leer Turks.
Sprechen Sie Türkisch?
Spreekt u Turks?
Wir feiern den 28. November als Tatoebatag, weil es der Tag ist, an dem Türkisch, Esperanto und Griechisch hinzugefügt wurden.
We vieren 28 november als Tatoebadag, omdat het de dag is waarop Turks, Esperanto en Grieks werden toegevoegd.
Ich spreche Türkisch nicht so gut.
Ik spreek niet zo goed Turks.
Ich spreche nicht Türkisch.
Ik spreek geen Turks.
Auf Zypern spricht man Griechisch, Türkisch und Englisch.
Op Cyprus spreekt men Grieks, Turks en Engels.
Niederländische Beispielsätze
Haar vriend is Turks.
Ik hou veel van Turks.
Ik heb geen Turks toetsenbord.
Heb je als eens Turks gegeten?
Volgens een Turks spreekwoord gaan de dagen traag voorbij, maar vliegen de jaren.