Was heißt »Schwedisch« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Schwedisch« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich spreche Schwedisch.: Ik spreek Zweeds.
Ich bin Finne, aber ich spreche auch Schwedisch.: Ik ben Fin, maar ik spreek ook Zweeds.; Ik ben Fins maar ik spreek ook Zweeds
Schwedisch ist leicht.: Zweeds is gemakkelijk.
Ich lerne Schwedisch und Deutsch.: Ik leer Zweeds en Duits.
Schweden heißt auf Schwedisch "Sverige".: Zweden wordt "Sverige" genoemd in het Zweeds.
Viele Wörter werden auf Dänisch, Schwedisch und Norwegisch fast gleich geschrieben und buchstabiert, haben aber in einer Nachbarsprache oder in beiden eine ganz andere Bedeutung.: Veel woorden in het Deens, Zweeds en Noors worden op bijna dezelfde manier geschreven, maar hebben een hele andere betekenis in een of beide buurtalen.
Ich möchte Schwedisch beherrschen.: Ik wil graag Zweeds beheersen.
Ich lerne Schwedisch.: Ik leer Zweeds.