Was heißt »Kie­fer« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Kie­fer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • pijn
  • den (männlich)
  • dennenboom (männlich)
  • pijnboom (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er brach sich den Kiefer und verlor ein paar Zähne.

Hij brak zijn kaak en verloor een paar tanden.

Antonyme

Ei­be:
iep
ijf
taxus
venijnboom
Tan­ne:
spar
zilverspar

Niederländische Beispielsätze

  • Ik heb hier pijn.

  • De pijn is voor het grootste deel verdwenen.

  • Wenen helpt niet tegen de pijn.

  • Mijn rug doet nog steeds pijn.

  • Wat veroorzaakt gewoonlijk de pijn?

  • Hij voelde pijn en medelijden.

  • Naarmate de tijd verstrijkt, verdwijnt de pijn beetje bij beetje.

  • Ik heb pijn hier.

  • Ik heb pijn in de borst.

  • Ik heb pijn aan mijn keel.

  • Deze pijn maakt mij kapot.

  • Mijn gewrichten doen pijn wanneer het koud wordt.

  • Het doet geen pijn.

  • De belediging deed haar pijn.

  • De pijn was ondraaglijk.

  • Waar doet het pijn?

  • Ik kan deze pijn niet meer aan.

  • Ik heb pijn aan mijn kleine teen.

  • Mijn hoofd doet geen pijn meer.

  • Het was zo koud, dat mijn oren pijn deden.

Übergeordnete Begriffe

Baum:
boom
Holz:
hout
Na­del­baum:
naaldboom

Untergeordnete Begriffe

Zir­bel­kie­fer:
alpenden
arve

Kiefer übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Kiefer. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 1495401, 846459, 879968, 827460, 784653, 778824, 771973, 753160, 727936, 724379, 721962, 711912, 996993, 997035, 710773, 706592, 698234, 693251, 688594, 1032144 & 668998. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR