Was heißt »Ka­me­ra« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Meine Kamera ist wasserfest.

Mijn camera is waterdicht.

Ich werde eine Kamera für meine Tochter kaufen.

Ik ga een camera voor mijn dochter kopen.

Meine Kamera ist anders als deine.

Mijn camera is anders dan de jouwe.

Bitte lächeln Sie in die Kamera.

Even lachen naar de camera.

Ich habe meine Kamera verloren.

Ik heb mijn camera verloren.

Ik ben mijn camera kwijt.

Sag mir, welche der beiden Kameras besser ist.

Vertel me welke van de twee camera's beter is.

Ich hätte gern so eine Kamera.

Ik zou graag zo'n camera hebben.

Dies ist die Kamera, die ich gestern gekauft habe.

Dit is de camera die ik gisteren gekocht heb.

Ich habe neulich eine Kamera gekauft.

Onlangs heb ik een camera gekocht.

Ich suche meine Kamera.

Ik ben mijn camera aan het zoeken.

Ik zoek mijn camera.

Was kostet diese Kamera?

Hoeveel kost deze camera?

Wo hast du deine Kamera reparieren lassen?

Waar heb je je camera laten repareren?

Wo haben Sie Ihre Kamera reparieren lassen?

Waar hebt u uw camera laten herstellen?

Tom hat die gleiche Kamera gekauft, die Mary hat.

Tom kocht dezelfde camera die Mary ook heeft.

Tom kaufte Mary eine schöne Kamera.

Tom kocht voor Mary een mooi fototoestel.

Mein Onkel hat mir eine Kamera gegeben.

Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven.

Tom hat sich für 500 Dollar eine Kamera gekauft.

Tom kocht een fototoestel voor 500 dollar.

Tom hat sich eine Kamera und ein Stativ gekauft.

Tom heeft een fototoestel en een statief gekocht.

Sie hat diese Kamera gekauft, als sie in Japan war.

Ze kocht die camera toen ze in Japan was.

Er fand eine kaputte Kamera.

Hij heeft een kapotte camera gevonden.

Tom hat drei Kameras.

Tom heeft drie camera's.

Er hat sich eine gute Kamera gekauft.

Hij heeft een goed fototoestel gekocht.

Ich glaube, es ist an der Zeit, dass ich mir eine neue Kamera kaufe.

Ik denk dat het tijd is voor me om een nieuwe camera te kopen.

Wessen Kamera ist das?

Van wie is deze camera?

Nicht meine Kamera anfassen!

Raak mijn camera niet aan.

Pass auf die Kamera auf, während ich telefoniere.

Houd de camera in de gaten als ik telefoneer.

Eine Kamera brauche ich nicht.

Ik heb geen camera nodig.

Wir haben unsere Kamera vor Kurzem verloren.

We hebben kort geleden ons fototoestel verloren.

We hebben onlangs ons fototoestel verloren.

Japan stellt viele gute Kameras her.

Japan produceert veel goede camera’s.

Diese Kamera gehört Tom.

Dit fototoestel is van Tom.

Jemand hat meine Kamera gestohlen.

Iemand heeft mijn camera gestolen.

Hast du eine Kamera mitgenommen?

Heb je een camera meegenomen?

Niederländische Beispielsätze

• Ze heeft hem een fototoestel gekocht.

• Dit fototoestel is geproduceerd in Duitsland.

• Ik heb mijn fototoestel op haar gericht.

• Hij heeft zijn fototoestel aan zijn vriend gegeven.

• Heb je mijn fototoestel gezien?

• Hebt ge een fototoestel?

• Heb je een fototoestel?

• Ik hou niet van die camera.

• Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?

• Papa heeft een fototoestel voor me gekocht.

• Handen af van mijn camera!

• Tom laat zijn broer zijn fototoestel zien.

• Tom kocht van Maria een camera.

• Tom kocht van Maria een fototoestel.

• Ik heb haar mijn fototoestel geleend.

• Je kunt een camera obscura maken met een schoenendoos.

Untergeordnete Begriffe

Di­gi­tal­ka­me­ra:

digitale camera