Was heißt »Handschuh« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Handschuh« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er trägt Handschuhe.: Hij draagt handschoenen.
Er kaufte ein neues Paar Handschuhe.: Hij kocht een nieuw paar handschoenen.
Ich finde meine Handschuhe nicht.: Ik vind mijn handschoenen niet.
Diese Handschuhe gehören Tom.: Deze handschoenen zijn van Tom.
Ich möchte ein Paar Handschuhe.: Ik wil graag een paar handschoenen.
Tom, zieh diese Handschuhe an.: Tom, trek deze handschoenen aan.
Die Prinzessin zog die Handschuhe aus.: De prinses deed haar handschoenen uit.
Wo sind meine Handschuhe?: Waar zijn mijn handschoenen?
Ich habe die Handschuhe gefunden, die unter dem Stuhl lagen.: Ik heb de handschoenen gevonden die onder de stoel lagen.
Sind das hier deine Handschuhe?: Zijn dat jouw handschoenen?
Ich weiß nicht, wo meine Handschuhe sind.: Ik weet niet waar mijn handschoenen zijn.
Trägst du Handschuhe?: Draag je handschoenen?
Sind das Ihre Handschuhe?: Zijn dat uw handschoenen?