Was heißt »spin­nen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Spinnen spinnen gerne Netze.

Spinnen maken graag spinnenwebben.

Du spinnst!

Je bent gek!

Maria spinnt Wolle.

Maria spint wol.

Die Spinne spann ein Netz.

De spin heeft een web geweven.

Synonyme

fa­beln:

fabuleren

flech­ten:

vlechten

we­ben:

weven

Niederländische Beispielsätze

• Maria haat spinnen.

• Wij haten spinnen.

• Ik hou niet van spinnen.

• Arachnofobie is de angst voor spinnen.

• Hoeveel van jullie zijn bang voor spinnen?

• Deze jungle zit vol met slangen en spinnen.

• Ik heb geen angst voor spinnen.

• Ik ben niet langer bang voor spinnen.

• Zijn spinnen insecten?

• Zij haten spinnen.

• Tom is bang voor spinnen.

• Tom is bang van spinnen.

• Ook spinnen hebben liefde nodig.

• Spinnen spinnen webben.

• Hij haat spinnen.

• Maria is bang voor spinnen.

• Hij at insecten en spinnen.

• Ik ben bang voor spinnen.

• Mary is bang voor spinnen.

• Martine verafschuwt spinnen.