Was heißt »ihn« auf Niederländisch?

Das Personalpronomen »ihn« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • hem

Niederländische Beispielsätze

  • Ik hielp hem het bad schoon te maken.

  • Ik heb hem gezegd de kamer te verlaten.

  • Ik zei hem de kamer te verlaten.

  • Hij geeft haar alles, waar ze hem om vraagt.

  • Deze stropdas staat hem goed.

  • Hou hem niet tegen!

  • Hij kijkt naar jou. Ken je hem?

  • Ik zag hem met iemand praten.

  • Ik kan mijn koffer niet vinden. Waar heb je hem gelaten?

  • Ze keek hem droevig aan.

  • Geen van Toms klasgenoten hield van hem.

  • Ik moet het hem vertellen.

  • Ik bel hem elke dag.

  • Tom probeerde zich aan de naam van de dokter te herinneren maar het lukte hem niet.

  • Ik zag hem het huis ingaan.

  • Doe hem de groeten als u hem ziet.

  • Ik kan hem niet tegenhouden.

  • Waarom keek je de andere kant op toen je hem tegenkwam?

  • Ik weet bijna niets over hem.

  • Is er op hem geschoten?

Ihn übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: ihn. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 11550733, 11522650, 11522648, 11515559, 11476963, 11409526, 11394062, 11375671, 11309037, 11217400, 11195761, 11159788, 11148980, 11085416, 11085407, 11048567, 11047341, 11028851, 10869817 & 10844184. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR