Was heißt »Vi­o­li­ne« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Übrigens, spielst du Violine?

Overigens, speelt gij viool?

Ich spiele Violine.

Ik speel viool.

Hast du eine Violine?

Hebt ge een viool?

Spiele bitte Violine.

Speel de viool alstublieft.

Niederländische Beispielsätze

• Ze oefent elke dag op de viool.

• Als ik opnieuw zou worden geboren, zou ik viool willen leren spelen.

• Tom speelt nu de viool.

• Heb je mijn zoon viool horen spelen?

• Toen ik klein was speelde ik viool.

• Hij speelt goed viool.

• Ze speelde viool.

• Heeft u een viool?

• Onze nieuwe buurman speelt viool.

Übergeordnete Begriffe

Streich­in­s­t­ru­ment:

strijkinstrument