Was heißt »ver­bu­chen« auf Niederländisch?

Synonyme

bu­chen:

beuken

er­fas­sen:

grijpen

vatten

fest­hal­ten:

vasthouden

spei­chern:

opslaan

Niederländische Beispielsätze

• Papa heeft boeken voor me gekocht.

• Niet alle boeken zijn het waard om te lezen.

• Ik heb de boeken aan deze student gegeven.

• Ik heb geen van beide boeken gelezen.

• Ik heb deze boeken in Duitsland besteld.

• Sinds vanochtend heb ik drie boeken gelezen.

• Hij heeft twee boeken geschreven.

• Hoeveel boeken lees je per maand?

• Hij schreef twee boeken.

• Ik heb twee keer zoveel boeken gelezen als hij.

• Hij heeft maximaal vijf Engelse boeken.

• Ze heeft meer boeken.

• Ken heeft meer boeken dan jij.

• Ik heb veel boeken.

• Ze hebben weinig boeken.

• Ik heb enkele boeken.

• Hij heeft te veel boeken.

• Het zijn hun boeken.

• Van wie zijn die boeken?

• Hij bezit veel boeken over geschiedenis.