Was heißt »strafen« auf Niederländisch?
Das Verb »strafen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- straffen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Die Fakten strafen seine Behauptung Lügen.
De feiten logenstraffen zijn bewering.
Du strafst dich nur selbst.
Je straft alleen jezelf.
Sie strafen sich nur selbst.
Zij straffen alleen zichzelf.
U straft alleen uzelf.
Synonyme
- abstrafen:
- afstraffen
- bestrafen:
- bestraffen
Antonyme
- belohnen:
- belonen
Niederländische Beispielsätze
Mary legde haar zoon Tom zware straffen op voor het plegen van zelfs de kleinste vergrijpen.
We zullen je straffen in de naam van de Maan!