Was heißt »spu­ken« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Es spukt in dem Haus.

Het spookt in dat huis.

In meinem Haus spukt es.

Het spookt in mijn huis.

Ich weiß, dass es hier spukt.

Ik weet dat het hier spookt.

Tom glaubt, dass es hier spukt.

Tom denkt dat het hier spookt.

In diesem Wald spukt es.

Het spookt in dit bos.

Tom glaubt, bei ihm zu Hause spuke es.

Tom denkt dat het spookt in zijn huis.

Synonyme

trei­ben:

stuwen

um­ge­hen:

vermijden

wa­bern:

flakkeren

onrustig bewegen

zie­hen:

trekken

Niederländische Beispielsätze

• Tegenwoordig gelooft niemand in spoken.

• Ik ben helemaal niet bijgelovig, maar iedereen weet toch dat de doden tegen middernacht uit hun graven klimmen om, in de gedaante van spoken, uit wandelen te gaan.

• Sommige mensen zijn bang voor spoken.

• Geloof jij echt dat spoken bestaan?

• Het was zo'n verschrikkelijke plaats, dat zelfs spoken er maar zelden naartoe gingen en dan altijd nog met zijn tweeën.

• Zijn er in Europa veel mensen die nog in spoken geloven?

• Geloof je in spoken?

• Geloof je echt in spoken?

• Tom zegt dat spoken niet bestaan.

• Ik geloof in spoken.

• Bestaan spoken echt?

• Zijn er veel mensen in Europa die zelfs nu nog in spoken geloven?

• Men zegt dat er in dit bos spoken zitten.