Was heißt »ge­scheit« auf Niederländisch?

Synonyme

fin­dig:

ingenieus

schrander

vindingrijk

or­dent­lich:

netjes

raf­fi­niert:

geraffineerd

ra­ti­o­nal:

rationeel

schlau:

sluw

tau­gen:

deugen

ver­nünf­tig:

verstandig

ver­schla­gen:

sluw

Antonyme

dumm:

dom

Niederländische Beispielsätze

• Hij is intelligent en bovendien beleefd.

• U bent slim.

• Judy is slim.

• Wat is hier loos?

• Zij is minder intelligent dan jij.

• Hij is knap en intelligent.

• John is slim.

• Tom is niet erg slim.

• Hij was slim.

• Tom is intelligent.

• De hond is slim.

• Maria is niet alleen slim maar ook erg lieftallig.

• Maria heeft twee broers, de oudste is dom en de jongste slim.

• Jij bent erg slim.

• Zij is intelligent.

• Hij is intelligent.

• Jij bent niet zo slim.

• Ze is echt intelligent, niet?

• Ze is heel intelligent, niet?

• Katten zijn slim.