Was heißt »Zehn« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Zehn« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Zehn, elf, zwölf, dreizehn, vierzehn, fünfzehn, sechzehn, siebzehn, achtzehn, neunzehn, zwanzig.: Tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.
Zehn Jahre sind eine lange Zeit.: Tien jaar is een lange tijd.
Zehn, zwanzig, dreißig, vierzig, fünfzig, sechzig, siebzig, achtzig, neunzig, hundert.: Tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd.
Zehn minus zwei ist gleich acht.: Tien minus twee is gelijk aan acht.
Zehn Tage gingen vorbei.: Tien dagen gingen voorbij.
Zehn Jahre sind seit seinem Tod verstrichen.: Tien jaar zijn voorbijgegaan sinds zijn overlijden.
Zehn Jahre sind wirklich eine lange Zeit.: Tien jaar is echt een lange tijd.

Ik ga iedere avond om tien uur slapen.
Ik ga iedere avond om tien uur naar bed.
Mijn verjaardag is op tien november.
Ben je tien jaar?
Mijn zoon is tien jaar oud.
Vandaag worden we tien.
Hij vertrok ongeveer tien minuten geleden.
Tel van een tot tien.
Ik ga gewoonlijk om tien uur naar bed.
We vragen nieuwe patiënten een medische vragenlijst in te vullen, dus gelieve tien minuten voor de afgesproken tijd in het ziekenhuis aanwezig te zijn.
Hij heeft tien boeken geschreven, maar heeft er geen enkele van uitgegeven.
Het zal tussen vijf en tien jaar duren vooraleer de technologie klaar is.
Hoe laat vertrekt de trein? Om tien voor.
?Wanneer vertrekt de bus?” „Om twintig voor en om tien over.”
De experts vroegen aan tien deelnemers een rij van vijf getallen te onhouden die het ene na het andere in het midden van een scherm verschenen.
Ik ken hem al meer dan tien jaar.
Ze kan van een tot tien tellen.
Ze wonen hier al tien jaar.
Als je je kapsel zou veranderen, dan zou je er tien jaar jonger kunnen uitzien.
Mijn grootvader aan moeders kant is tien jaar geleden gestorven.